Ondertussen denk ik al een hele tijd: wat heerlijk dat we die tropenjaren voorbij zijn, lekker (door)slapen.
’s Nachts in het huis van de pedagoog:
01:00 uur, ik word wakker uit een coma. 8 jarige dochterlief staat naast mijn bed: “Mijn benen doen zo’n pijn.” Mijn eerste reactie in gedachten: Waarom kom je in de nacht al 8 jaar lang bij mij en niet bij je vader die altijd keihard doorsnurkt?!
Ik hoor mezelf grommend: “Groeipijn, skiën, knuffel, komt goed.” Ze accepteert het en strompelt naar boven.
02:30 uur: 6 jarige zoonlief wakker aan mijn bed: “Mama, ik heb het zo koud.” Ter illustratie: Kind ligt onder 3 dekens met fleecepyjama. Mijn gedachten: Waarom kom je in de nacht al 6 jaar lang bij mij en niet bij je vader die altijd keihard doorsnurkt?!
Ik laat me vloeiend uit mijn bed glijden, wurm mij als een slangenmens om hem heen en begeleid hem vakkundig retour eigen bed. Daar stapel ik de dekens op hem en sluip de kamer uit. Nog steeds weet ik precies welke houten vloerplank ik niet moet aanraken, want die kraakt en dan wordt zoonlief wakker. Ik moonwalk de kamer uit. Ik ga weer liggen. Om 4:00 uur grijnzen de oranje klokcijfers nog steeds naar me, alsof ze willen zeggen: “Jouw alertheidssysteem staat nog steeds op tropenjaren ingesteld.” En ik vraag me af: “Wanneer gaat dat over…?”
Het is ochtend: zoonlief ligt in bed, komt er niet uit. Ik begin te preken, dat hij echt eens zelfstandig moet worden en moet stoppen met lamballen (is er al een puber in huis?!) en dan schakel ik even. Met een irritant gek stemmetje vraag ik hem of hij poep of drol op z’n brood wil. En dan komt hij z’n bed uit.
Als ik beneden kom heeft dochterlief de vaatwasser uitgeruimd, fruit gesneden en borden klaargezet.
Ik stop met zeuren vanaf nu. Maar hoe heet die periode tussen tropenjaren en pubertijd? Daar moeten we eens een leuke naam voor bedenken.