Zondagmiddag. Ik sta in de keuken een broodje te smeren. De jongens zijn aan het spelen, samen met een vriendje. Ik kan ze niet zien, ik hoor ze wel. Het gaat op en neer; ik hoor ‘stop hou op’, ik hoor gelach. Ik voel dat er iets borrelt en dat ik er heen moet, dat er meer aanwezigheid nodig is. Ik voel ook dat ik iets moet eten en dat ik hoop dat het goed gaat. M
aar het gaat niet goed, binnen enkele minuten zitten de jongens elkaar in de haren. Ik ren er naar toe en haal ze uit elkaar. Ik ben pissig op mezelf; ik wist dat ik er eerder naar toe had moeten gaan. Ik had dit kunnen voorkomen. Onze oudste zoon luistert en loopt, samen met het vriendje, rustig weg van zijn broertje. Onze jongste zoon is boos, schreeuwt en dreigt. Ik blijf bij hem in de buurt, maar hij wil niet dat ik te dichtbij kom. Ik geef hem die ruimte en ik ben aanwezig. Ook geef ik hem duidelijkheid en grenzen, met een rustige stem. “Je mag boos zijn én slaan accepteren wij niet.” Stilte.
Ik ga verder met het klaarmaken van het eten en hou een oogje op onze jongste zoon. Ik zeg niks. Binnen een paar minuten komt hij naar mij toe; “Sorry mama” en geeft mij een dikke knuffel. Hij loopt naar zijn broer en ook zij herstellen het samen. Vervolgens zijn ze weer met z’n drieën aan het spelen.
Ik besluit om bij de jongens te gaan zitten. Ik hoef niet met ze mee te spelen, ik ben in de buurt en eet rustig mijn broodje. Ze spelen verder en vliegen elkaar niet meer in de haren. Af en toe zeg ik “zachtjes” of “rustig” , meer is niet nodig, het is gezellig. Ik ben aanwezig.
Herken je dit soort situaties met je kinderen en wil je meer weten over aanwezigheid, wat de functie daarvan is, wanneer je je aanwezigheid moet verhogen en wanneer juist verlagen? In onze cursus Verbindend Ouderschap leer je er alles over. In september starten we weer een nieuwe groep. Voor meer info en aanmelden: Voor ouders – Praktijk Mevrouw Maan en: Praktisch – Praktijk Mevrouw Maan
0 reacties